|
V200, de tweede carrière |
Deze pagina gaat over de beroemde duitse diesellocomotief V200. Vele exemplaren hebben een tweede (of derde) carrière in o.a. Duitsland, Italie,
Albanie en Griekenland. In Duitsland is er zelfs sprake van een comeback. Hieronder volgt een korte geschiedenis en de huidige stand van zaken.
|
| |
|
Inleiding |
De serie V200 kan in 4 subserie's worden onderverdeeld:
V200 001 - V200 005: prototypes van Kraus-Maffei
V200 006 - V200 025: serielocs van MaK
V200 026 - V200 086: serielocs van Kraus-Maffei
V200 101 - V200 150: serielocs van Kraus-Maffei
De serie V200 werd de beroemdste diesellocomotief van Duitsland en betekende het begin van het einde van de
grote stoomlocomotieven. De V200.1 was een iets sterkere dan de V200.0. Met het invoeren van de computernummers
in 1968 gingen de locs als serie 220 en 221 door het leven. Beide series werden in zowel hoogwaardige
personentreinen als in zware goederentreinen ingezet. Door verregaande electrificatie werden de 220
langzamerhand overbodig en op 31 december 1984 werd de laatste 220 in Lübeck buiten dienst gesteld. De
serie 221 onderging hetzelfde lot op 30 juni 1988. Toen werd door teruglopend goederenvervoer in het
Ruhrgebied de laatste 221 in Oberhausen terzijde gesteld.
|
| |
|
Duitsland |
In Duitsland zijn er 38 bewaard gebleven: 13 van de serie V200.0 (waarvan 2 rijvaardig,
zie tabel 1) en
24 van de serie V200.1 (waarvan 6 rijvaardig, zie tabel 2).
In 1998 zijn uit Zwitserland 6 V200.0 (SBB Am 4/4) naar Duitsland teruggekeert. Daarvan is de V200 013 naar
de EBG in Altenbeken gegaan. Momenteel is zij in Nymburk waar zij vermoedelijk een revisie zal ondergaan.
De V200 053 is bij Gmeinder in Mosbach bedrijfsvaardig opgeknapt en reed enige tijd als 417 01 containertreinen tussen
Bremerhaven, Bremen en Hamburg. Nadat ze defect raakte stond ze lange tijd terzijde in Bremen totdat de Brohltalbahn haar overnam.
Na een revisiebeurt bij WLH Reuschling rijdt ze aluminiumtreinen tussen Spelle en Koblenz.
Op 4 juli 2003 werd de eerste van de 20 uit Griekenland teruggekeerde V200'en bedrijfsvaardig aan de EfW-Verkehrsgesellschaft
opgeleverd, de tweede volgde begin 2004 en op 15 april 2004 werd de derde aan imoTrans overgedragen.
EBW Cargo ontving in december 2004 de met nieuwe Deutz motoren uitgerustte gele V270.06 en in augustus resp. september 2007
de V270.07 resp. V270.08 met MTU motoren.
Nog eens twee 221'ers zijn teruggekeerd naar Duitsland: op 6 oktober 2003 kwamen de 221 101 en 120 aan in het Süddeutsches
Eisenbahnmuseum in Heilbronn.
|
| |
|
Buiten Duitsland |
Veel V200'en zijn na hun buitendienststelling via handelaren (o.a. Layritz in Penzberg)
verkocht naar het buitenland, waarbij globaal genomen de meeste V200.0 zijn terechtgekomen in Zwitserland en Italië
en de V200.1 in Albanië en Griekenland. Zie tabel 3 en
tabel 4. Een aantal locs die naar Italië gingen zijn terechtgekomen bij railbouwbedrijven en zijn moeilijk
traceerbaar omdat ze zijn hernummerd, of helemaal geen nummer meer hebben of ze zijn weer doorverkocht.
|
| |
|
Saudie Arabië |
De eerste V200'en zijn al in 1977 verkocht aan de firma Heitkamp die de locs in Saudi Arabië
inzette voor het vernieuwen van 105 km spoor. Ze werden voorzien van speciale filters om in de zandstormen te kunnen
overleven. Zwaar gehavend (de V200 054 moest zelfs afgeschreven worden) hebben ze hun taak volbracht.
Daarna werden de locs verkocht aan de Griekse bouwfirma Archirodon (gezeteld in Panama). Een loc werd verwoest door brand en
een tweede tijdens een zware storm. De laatste, de V200 046, is na lange tijd terzijde te hebben gestaan uiteindelijk in
2002 gesloopt.
|
| |
|
Italië |
In de zomer van 1982 gingen drie V200'en naar de Italiaanse spoorwegmaatschappij FSF waar ze in depot
Sermide terecht kwamen. Het betrof de V200 006, V200 011 en V200 049. De locs werden door het AW Neurenberg opgeknapt en
geschilderd in de kleuren blauw/beige. In de beginjaren dat deze drie V200'en in Italië waren, werden ze gebruikt voor
container- en personentreinen. Daarna werden ze nog af en toe gebruikt voor buurtgoederentreinen. Ook de FP heeft drie
V200'en gekocht. De V200 045 en V200 074 zijn na een grote opknapbeurt in Neurenberg in 1984 aan de FP geleverd.
Later is daar nog de V200 041 bijgekomen die door Bulfone is opgeknapt.
De FSF heeft in 1998 de V200 051 overgenomen van de FNME die al enkele jaren buiten dienst stond in een klein enkelsporig
loodsje in Cividate Camuno (traject Brescia - Edolo). In 2000 zijn de FP en FSF samen met nog 2 andere maatschappijen
opgegaan in de FER. Door de recente overname van nog 3 V200'en van railbouwfirma's beschikt de FER nu over 10 V200'en.
Vanaf 2001 worden alle locs stuk voor stuk door TZV Gredelj in Zagreb onderworpen aan een grote revisie waarbij ze o.a. nieuwe
Caterpillar motoren krijgen.
De V200 101 en V200 120 stonden lange tijd bij Firema OMS in Cittadella en later in Padova te wachten op betere tijden,
maar zijn inmiddels teruggekeerd in Duitsland.
|
| |
|
Griekenland |
In het voorjaar van 1988 was de V200 133 voor testritten in Griekenland. In 1989 werden 20 locs via
Layritz in Penzberg verkocht. De motoren en overbrenging werden echter in de werkplaatsen in Bremen en Neurenberg
gereviseerd, terwijl Fervet in Castelfranco (I) de carrosserie heeft opgeknapt. Ze werden vanuit het depot Agios Ioanis
Rentis voor personen- en goederentreinen ingezet tussen Athene en Thessaloniki. Af en toe kwamen ze zelfs over de grens
naar Gevgelija in Joegoslavië. Doordat er weinig reserve onderdelen verkrijgbaar waren, werden ongeveer de helft van de
locs gebruikt om de andere helft op de baan te houden. In de hoofdwerkplaats van de Griekse spoorwegen in Piraeus kregen
de machines een opknapbeurt. De 414 en de 420 hebben het tot het laatste moment volgehouden. Lange tijd hebben alle locs
buiten dienst gestaan in Aghios Ioanis Rentis, maar eind maart 2002 zijn ze over de weg getransporteerd naar Elefsina
alwaar ze verscheept zijn naar Duitsland.
|
| |
|
Albanië |
Via Krupp Industriehandel werden vijf V200'en naar Albanië verkocht. Deze locs werden door de
werkplaats van de Regentalbahn AG in Viechtach opgeknapt en geheel voorzien van een heldere rode kleur. De 2001, 2002,
2004 en 2005 zijn alleen nog maar lege loks, alle apparatuur is verwijderd, vermoedelijk tijdens de burgeronrusten in
maart 1997. De 2003 staat in Prenjas, de overigen zijn begin 2004 in Memelisht gesloopt.
|
| |
|
Zwitserland |
In 1986 hadden de Zwitserse spoorwegen behoefte aan diesellocomotieven voor het rijden van
werktreinen. Via Jelka Establishment in Schaan (Liechtenstein) werden 7 V200'en aan de SBB verkocht. Deze locs werden
niet alleen opgeknapt, maar ook grondig aangepast. Bij de Regentalbahn AG werden de locs gereviseerd, waarbij ze geheel
lichtrood geschilderd werden, en geluiddempende maatregelen genomen. Uiterlijke kenmerken van deze aanpassingen zijn een
gewijzigde dakopbouw. Ze werden als Am 4/4 in dienst gesteld. Als eerste werd de V200 014 in november 1987 aan de SBB
afgeleverd. Pas in december 1989 werd de zevende afgeleverd. Deze vertraging ontstond o.a. door het onderscheid tussen
de MaK en Krauss-Maffei locomotieven en doordat er nog meer aanpassingen nodig waren die naar boven
kwamen tijdens de eerste ervaringen met de 18462. De 18462 is inmiddels gesloopt, de overige 6 hebben ruim een jaar lang
terzijde gestaan op het goederenemplacement in Biel. In 1998 keerden alle overgebleven locs terug naar Duitsland.
|
| |
|
Spanje |
Ook in Spanje is een V200 aan te treffen: de V200 039 rijdt voor Comsa werktreinen. Na reparatie
van een van de motoren en een schilderbeurt wordt de loc sinds december 1998 ingezet bij onderhoud van de spaanse
hogesnelheidslijn tussen Madrid en Sevilla vanuit het depot Argamasilla de Calatrava. Sinds eind 2003 staat de loc te koop
en wordt ze niet meer gebruikt.
|
| |
|
Frankrijk |
Iets dichter bij huis waren tot 1999 ook nog vier V200'en. In Frankrijk waren de vier die
teruggekomen waren uit Algerije werkzaam bij het railbouwbedrijf Cogifer. Drie stuks stonden in 1997 in Creil, waarvan
1 nog de originele kleuren had van de dienst in Algerije, en 1 stond in Beauchamp. In 1999 kreeg ik het bericht van de
firma Cogifer dat alle 4 locs gesloopt waren.
|
| |
|
Algerije |
In 1986 werd de V200 048 bij de Regentalbahn AG opgeknapt en in een donkerblaue kleur gespoten en
wit dak met behoud van de V-vorm. De RAG leverde de loc aan U+P Baugeräte Vermietungsgesellschaft m.b.H. in Wenen. Een
consortium van voornamelijk oostenrijkse bedrijven onder de naam Groupement Entreprice Autriche was bezig met het
uitbreiden van het spoortraject El Harrach naar Thenia in Algerije. De uiteindelijke gebruiker was de bekende firma
Heitkamp. Op 27 juli 1987 arriveerde de loc in Algerije. Lange tijd ging men ervan uit dat na afloop van de werkzaamheden
de loc werd overgedragen aan de algerijnse spoorwegen, SNTF. In 2009 ontving ik een foto van de loc in Constantine. Het
bleek dat de loc nooit door de SNTF is overgenomen en ook nooit door hun is gebruikt. De loc is daar simpelweg neergezet
nadat de werkzaamheden gereed waren. Het is onduidelijk wie nu de eigenaar is.
|
| |